Vanaf volgend jaar bedraagt de wettelijke pensioenleeftijd in België niet langer 65 maar 66 jaar. De nieuwe pensioenleeftijd wordt voor de eerste keer toegepast op de pensioenen die ingaan op 1 februari 2025. Tenzij de nieuwe federale regering anders beslist, is de volgende verhoging voorzien voor 2030. Wat zijn hiervan de gevolgen voor werkgever en werknemer?
Werknemers kunnen in principe pas van hun wettelijk rustpensioen gebruik maken zodra ze de wettelijke pensioenleeftijd hebben bereikt. In uitzonderlijke gevallen kan een werknemer al eerder met pensioen indien hij voldoende loopbaanjaren heeft opgebouwd. Met 44 loopbaanjaren kan dat bijvoorbeeld al op 60 jaar. Maar in de meeste gevallen zal men tot aan de wettelijke pensioenleeftijd moeten verder werken.
Het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd betekent echter niet dat de arbeidsovereenkomst automatisch een einde neemt. Een werknemer is niet verplicht om met pensioen te gaan. Hiervoor is actie nodig van één of beide partijen: een ontslag door werkgever of werknemer, of een onderling akkoord. Voor de werkgever is de opzegtermijn in dit geval wel beperkt tot maximum 26 weken. Maar door de aanpassing van de pensioenleeftijd moet u hier wel even opletten. De verkorte opzegtermijn mag namelijk ten vroegste eindigen op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de wettelijke pensioenleeftijd wordt bereikt, en die schuift op 1 februari 2025 met een jaar op. Anders gelden de normale opzegtermijnen. Let op: het bereiken van de pensioenleeftijd mag ook nooit de reden zijn voor een ontslag want dan zou u wel eens van leeftijdsdiscriminatie beschuldigd kunnen worden.
Zowel de wettelijke als de vroegst mogelijke pensioendatum kan elke burger terugvinden op
mypension.be.
Lees ook:
Einde van het contract wegens pensionering