Op 1 september 2018 hervormde de Vlaamse regering het werkplekleren. Voor de IBO, één van de bekendste vormen van werkplekleren, wijzigde vooral de vergoeding die u aan de werkzoekende betaalt. Die werd een stuk duurder dan voorheen, maar blijft nog steeds meer dan de helft goedkoper dan een gewone arbeidsovereenkomst.
Werkplekleren is een verzamelterm voor opleidingen op de werkvloer die werkzoekenden toelaten om op de werkvloer algemene en beroepsgerichte competenties aan te leren. Kortom, verschillende vormen van stages. Bedoeling van deze hervorming is het werkplekleren toegankelijker en gebruiksvriendelijker te maken.
Werkplekleren bestaat in zes verschillende formules. Wellicht de bekendste vorm van werkplekleren is de IBO, voluit Individuele Beroepsopleiding. In deze formule leidt u, bijgestaan door de VDAB, gedurende minimum 1 en maximum 6 maanden een werkzoekende op die over onvoldoende beroepservaring beschikt op in uw bedrijf. Concreet voor de horeca: een persoon met geen of beperkte of niet-relevante horeca-ervaring. Na afloop van de opleiding bent u wel verplicht om de IBO-er aan te werven gedurende een periode die minstens even lang is als de IBO.
Een kandidaat IBO-er kan u zelf zoeken, of u kan de VDAB vragen om voor u een kandidaat te zoeken. Wie voor een IBO in aanmerking wil komen moet voldoen aan drie voorwaarden:
-
De kandidaat moet ingeschreven zijn als werkzoekende bij de VDAB.
-
De kandidaat heeft zijn vorige job niet opgezegd om met een IBO te starten.
-
De kandidaat heeft heeft nog maar gedurdende maximum 20 dagen bij u gewerkt als extra, flexi of interim. Jobstudenten die al bij u hebben gewerkt komen enkel in aanmerking indien zij tijdens de IBO nog competenties moeten aanleren of bijschaven.
De aanvraag door de werkgever verloopt voortaan
volledig digitaal.
Voor de IBO betaalt u geen loon of patronale bijdragen. Tot 31 augustus 2018 betaalde u een productiviteitspremie die toenam in de tijd. Sinds 1 september hanteert de VDAB een nieuw premiestelsel voor de IBO. De IBO-premie is voortaan volledig afhankelijk van het eventuele vervangingsinkomen van de cursist en varieert van 650 tot 1.400 euro per maand. Daarin zitten meteen ook de verplaatsingskosten vervat, die u vroeger afzonderlijk moest betalen. Deze nieuwe berekening is daarom duidelijker dan de oude, maar ook een stuk duurder, vaak het dubbele. Het blijft echter nog steeds meer dan de helft goedkoper dan wanneer u diezelfde persoon meteen met een gewone arbeidsovereenkomst zou aanwerven.