Deze maand vierde de waterbus over de Schelde zijn eerste verjaardag. Sinds 1 juli 2017 is Kruibeke op linkeroever op deze manier, via een tussenstop in Hemiksem, verbonden met het centrum van Antwerpen. Meer dan 14.000 pendelaars maken er intussen gebruik van. Onlangs liet, als laatste instantie, ook de fiscus zijn licht schijnen over de waterbus, waardoor deze voortaan algemeen erkend wordt als openbaar vervoermiddel.
Wat vorig jaar begon als een voorzichtig alternatief voor de mobiliteitsproblemen op de Antwerpse ring, bleek meteen zo een succes dat eind vorig jaar al een tweede vaartuig tussen beide Scheldeoevers werd ingezet. In combinatie met de bestaande veerdiensten Hoboken-Kruibeke en Bazel-Hemiksem en de nieuwe overzet tussen Steenplein en Linkeroever kunnen passagiers zich inmiddels via 6 vertrekpunten en meer dan 30 afvaarten per dagen eenvoudiger verplaatsen over de Schelde.
Vóór het einde van dit jaar zullen daar nog één of meerdere waterbussen bijkomen naar o.m. Berendrecht en Zandvliet op rechteroever en Lillo en Kallo op linkeroever in het noorden van de stad. Ook langs het Havenhuis, het Droogdokkeneiland en over het Albertkanaal zullen op korte termijn dergelijke boten varen. De waterbus moet op die manier uitgroeien tot een volwaardig alternatief voor het woon-werkverkeer. Ook tussen Vilvoorde en Brussel worden sinds 2013 gelijkaardige pendelboten ingezet op het Zennekanaal.
Het enige wat de definitieve doorbraak van de waterbus nog in de weg stond, was de onduidelijkheid over de fiscale regeling rond het woon-werkverkeer. Wie met de auto, het openbaar vervoer of de fiets naar het werk komt, krijgt daarvoor een terugbetaling van de werkgever of kan die kosten als beroepskosten aftrekken via de belastingaangifte.
Dat de werknemer die gebruik maakt van de waterbus recht heeft op dezelfde vergoeding als een werknemer die de klassieke vormen van openbaar vervoer gebruikt, was door de sociale partners eerder reeds overeengekomen in de Nationale Arbeidsraad. De RSZ was dit advies meteen gevolgd door de tussenkomst in het woon-werkverkeer uit te sluiten uit het loonbegrip, waardoor er geen RSZ-bijdragen op verschuldigd zijn. Alleen de FOD Financiën was nog niet helemaal mee, maar besliste recentelijk dan toch ook om de waterbus als openbaar vervoermiddel te kwalificeren.
Concreet wil dit zeggen dat werknemers die gebruik maken van de waterbus om zich naar het werk te begeven, recht hebben op een terugbetaling door de werkgever die volledig is vrijgesteld van RSZ en belastingen. De hoogte van die tussenkomst verschilt per sector. In de horeca bedraagt ze 80% van het effectief door de werknemer betaalde bedrag, begrensd tot de werkgeversbijdrage in de prijs van een treinkaart voor een afstand van 16 km. U kan als werkgever wel altijd beslissen om uw werknemers het volledige abonnement terug te betalen, wat bovendien een interessante vorm is van loonoptimalisatie omdat ook dit bovenwettelijke deel vrij is van bijdragen.