In tegenstelling tot wat vaak wordt aangenomen, betekent het bereiken van de pensioenleeftijd niet dat de arbeidsovereenkomst daarmee ook automatisch een einde neemt. Zonder onderling akkoord of beëindiging door één van beide partijen blijft het contract gewoon doorlopen. Bovendien mag u niet zomaar pensionering inroepen als ontslagmotief en zijn er nog enkele specifieke zaken waarmee u rekening moet houden.
Pensioenleeftijd
Zo gauw hij de wettelijke pensioenleeftijd heeft bereikt, kan een werknemer met pensioen. Momenteel ligt de wettelijke pensioenleeftijd op 65 jaar. De volgende jaren zal die echter stijgen naar 66 jaar in 2025 en 67 jaar in 2030. Dit geldt zowel voor mannen als vrouwen, ongeacht of men werkte als ambtenaar, werknemer of zelfstandige. In sommige gevallen, bij een lange loopbaan of een zwaar beroep bijvoorbeeld, kan men al vroeger met pensioen, vanaf 60 jaar. Zowel de wettelijke als de vroegst mogelijke pensioendatum kan elke burger terugvinden op
mypension.be.
Geen automatisch einde
Maar het bereiken van de pensioenleeftijd brengt niet automatisch het einde van de werkrelatie met zich mee. Een werknemer is niet verplicht om met pensioen te gaan. Ook in dit geval gelden de normale regels voor contractbeëindiging. Meestal zal de werknemer zelf het initiatief nemen met een opzeg of onderling akkoord. Doet hij dat niet en vindt u het welletjes geweest, dan zit er niets anders dan uw werknemer te ontslaan.
Verkorte opzegtermijn
Op voorwaarde dat de arbeidsovereenkomst ten vroegste eindigt op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de werknemer de wettelijke pensioenleeftijd bereikt, geldt daarbij een verkorte opzegtermijn van maximum 26 weken. Bij een vervroegd pensioen vóór deze leeftijd geldt die verkorte opzegtermijn dus niet.
Gek genoeg behouden ook werknemers die ontslagen worden met het oog op pensionering hun recht op twee halve of één hele dag betaald sollicitatieverlof per week.
De arbeidsovereenkomstenwet spreekt enkel over een verkorte termijn in het geval van ontslag met een opzegtermijn. De meest recente rechtspraak aanvaardt de verkorte termijn echter ook voor de berekening van de verbrekingsvergoeding, op voorwaarde dat de werknemer de pensioenleeftijd bereikt tijdens de veronderstelde opzegtermijn die door de verbrekingsvergoeding wordt gedekt. Maar eenduidig is dit niet. Wie zeker wil zijn wacht dus best met ontslaan tot de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de werknemer de wettelijke pensioenleeftijd bereikt heeft.
Geldig ontslagmotief
Het klinkt misschien vreemd, maar het bereiken van de pensioenleeftijd op zich is geen geldig motief voor ontslag. Meer zelfs, u loopt hier een dubbel risico. Enerzijds zou de ontslagen werknemer “kennelijk onredelijk ontslag” kunnen inroepen op basis van CAO 109. Die mogelijkheid vervalt zodra de werknemer de wettelijke pensioenleeftijd bereikt heeft. Anderzijds mag leeftijd nooit worden ingeroepen als ontslagreden. Indien u niet over een ander ontslagmotief beschikt zoals gedrag, geschiktheid, economische of organisatorische redenen, riskeert u een bijkomende vergoeding te betalen van 6 maanden wegens discriminatie.
Tracht daarom elke pensionering in onderling akkoord af te handelen, mét een door beide partijen ondertekend document. In tegenstelling tot een contractbeëindiging vóór de pensioenleeftijd, heeft de wijze van beëindiging geen enkele invloed op de pensioenuitkering.
Uitkering
Voor wie op pensioen gaat op de wettelijke pensioenleeftijd, gewerkt heeft als werknemer of zelfstandige in België en 13 maanden vóór de pensionering in België woonde, hoeft geen pensioenaanvraag te gebeuren, noch door de werknemer, noch door de werkgever. Vervroegd pensioen zal de werknemer wel moeten aanvragen.
Vaste werknemers in de horecasector ontvangen bovenop hun wettelijk pensioen nog een aanvullend pensioen. Momenteel bedraagt het aanvullend pensioen 1,1% op het (bruto)maandloon. Dit betekent dat de horecawerkgever voor elke werknemer 1,1% van zijn maandloon op een individuele rekening bij een verzekeraar stort. Deze bijdrage levert intresten op tot op het moment van de uitbetaling van het aanvullend pensioen. In principe wordt het bedrag van het aanvullend pensioen in één keer betaald in de maand volgend op zijn 65ste verjaardag en voor zover hij effectief zijn wettelijk pensioen neemt.
Biedt u uw werknemers daarbovenop nog een eigen aanvullend pensioenplan aan, dan zal ook dit op het moment van pensionering aan de werknemer worden uitbetaald. In beide laatste gevallen hoeft u als werkgever niets te doen. De pensioeninstelling zal zelf de werknemer contacteren.