Om de vier jaar wordt nagegaan welke bedrijven een werkgelegenheidsplan voor oudere werknemers moeten opstellen. De vorige periode van vier jaar eindigde op 31 december 2020. Stelde u op de eerste werkdag van dit jaar meer dan 20 werknemers tewerk, dan zal u vóór eind maart een (nieuw) werkgelegenheidsplan voor oudere werknemers moeten opmaken.
De drempel van 20 werknemers wordt telkens voor vier jaar vastgesteld. De laatste keer was op 2 januari 2017, wat betekent dat er dit jaar een nieuwe telling plaatsvindt op de eerste werkdag van het jaar, met name 2 januari 2021. Het aantal werknemers wordt hierbij berekend op basis van het aantal voltijdse equivalenten, als bewijs gelden de dimona-aangiften. Ook extra's, flexi’s, studenten en uitzendkrachten tellen hiervoor mee.
Blijkt dat u boven de drempel van 20 werknemers zit, dan zal u voor de volgende vier jaar zo’n werkgelegenheidsplan voor oudere werknemers moeten opmaken. Ook al stelt u zelf geen oudere werknemers tewerk. Stelde u op de eerste werkdag van 2021 minder dan 20 werknemers tewerk, dan bent u voor de volgende vier jaar vrijgesteld van deze verplichting. Hou er echter wel rekening mee dat indien u meerdere bedrijven bezit die afzonderlijk niet aan het vereiste aantal werknemers komen, het best kan zijn dat men deze toch als een eenheid zal beschouwen, net zoals dat bij de sociale verkiezingen het geval kan zijn.
Maakte u vier jaar geleden ook al zo’n plan op, dan zal u dit nu moeten vernieuwen. Als werkgever moet u hiertoe zelf het initiatief nemen en dit binnen de drie maanden na afsluiting van het boekjaar. Volgt uw boekjaar het kalenderjaar, dan is de deadline dus
31 maart.
Het plan moet een overzicht geven van de maatregelen die u in uw onderneming genomen heeft of plant te nemen inzake de tewerkstelling van oudere werknemers. Daarmee bedoelt men – hou u vast – 45-plussers. Die maatregelen kunnen betrekking hebben op aanwerving, opleidingen, loonbaanplanning, gezondheid, aanpassing van de arbeidstijden en -omstandigheden, enz… Ook de reeds bestaande maatregelen mag u mee in het plan opnemen.
Het plan kan jaarlijks of meteen voor vier jaar worden opgesteld. Jaarlijks legt u het plan en de evolutie van het plan voor aan de ondernemingsraad, de vakbondsafvaardiging of het comité PBW, die hierover een advies kunnen uitbrengen. In ondernemingen met meer dan 20 en minder dan 50 werknemers waar deze organen niet aanwezig zijn, moet de werkgever de werknemers evenwel enkel informeren over het plan. Overleg is hier niet vereist.
Er is geen verplichte vorm voorzien voor het plan, wel moet het plan een aantal verplichte gegevens bevatten zoals de ondernemingsspecifieke jaarlijkse en/of meerjarenmaatregelen om het aantal werknemers van 45 jaar en ouder te behouden of te verhogen. Op de website van de FOD WASO vindt u een
model dat u hiervoor kan gebruiken.
U bent vervolgens verplicht om het plan gedurende vijf jaar te bewaren en ter beschikking te houden in geval van inspectie.