Om tegemoet te komen aan het tijdelijke tekort aan arbeidskrachten in een aantal kritische sectoren zoals de zorg, de grootdistributie en de voeding, werd aan het begin van de corona-crisis besloten dat de studentenuren van het tweede kwartaal niet worden aangerekend op het contingent van 475 uren. Over de mogelijke gevolgen hiervan op belastingen en kindergeld kwam er pas onlangs duidelijkheid.
De studentenuren die in Dimona aangegeven worden tussen 1 april 2020 en 30 juni 2020 worden geneutraliseerd, dit wil zeggen dat ze niet worden afgetrokken van het contingent. Hoewel bedoeld voor de kritische sectoren, geldt deze maatregel voor alle sectoren.
Kindergeld wordt al enkele jaren op gewestniveau uitbetaald met andere regels in Vlaanderen dan in Brussel en Wallonië. In Vlaanderen hangt de kinderbijslag – het “Groeipakket” – samen met het contingent van 475 studentenuren. Zolang de student deze niet overschrijdt, is er geen probleem en vermits de uren van het tweede kwartaal niet meetellen voor het 475 uren-contingent, hebben ze ook geen invloed op de kinderbijslag.
In Wallonië en Brussel daarentegen gaat men nog steeds uit van 240 uur per kwartaal, waardoor er wel een effect op de kinderbijslag kon zijn. Daarom werd in Wallonië alvast beslist om deze voorwaarde voorlopig op te schorten. In Brussel moet deze beslissing nog worden genomen.
Door de fiscus werd inmiddels ook bevestigd dat er geen bedrijfsvoorheffing verschuldigd is op de prestaties in het tweede kwartaal 2020, voor zover ze correct als “STU” in dimona werden aangegeven.
De studentenprestaties tussen 1 april en 30 juni zullen ook niet meetellen om te bepalen of de student nog ten laste is van zijn of haar ouders.