Bevallingsrust, moederschapsrust of -verlof, zwangerschapsverlof. Het kind heeft meerdere namen om even in het thema te blijven, die soms als deel voor het geheel worden gebruikt. Alles wat u moet weten over deze afwezigheid op een rijtje.
Een werkneemster die gaat bevallen heeft recht op vijftien weken moederschapsverlof, waarvan een deel vóór en een deel na de bevalling dient opgenomen te worden. In het geval van een meerling bedraagt het moederschapsverlof zeventien weken, met mogelijkheid tot verlenging naar negentien weken.
Prenataal verlof
Het gedeelte dat vóór de bevalling wordt opgenomen noemen we prenataal verlof of zwangerschapsverlof. Het prenataal verlof bedraagt maximaal zes (in het geval van een meerling acht) weken waarvan één, de laatste week vóór de vermoedelijke bevallingsdatum, verplicht op te nemen is. De overige weken kunnen na de bevalling worden opgenomen. De aanstaande moeder bepaalt zelf wanneer het prenataal verlof begint. De meeste werkneemsters stellen dit liefst zo lang mogelijk uit, maar vanaf de zevende dag vóór de vermoedelijke bevallingsdatum geldt een werkverbod.
Bevalt de werkneemster vóór de vermoedelijke bevallingsdatum en werd de eerste week prenataal verlof nog niet (volledig) opgenomen, dan kunnen deze dagen niet worden overgedragen naar de periode na de bevalling.
Postnataal verlof
Met de bevalling begint de tweede periode, die van het postnataal verlof of de bevallingsrust. Deze bedraagt minstens negen (verplichte), maximaal 14 (of in het geval van een meerling 16) weken. Heeft de werkneemster nog gewerkt op de dag van de bevalling, dan begint de periode van postnataal verlof te lopen vanaf de eerste dag na de bevalling.
In uitzonderlijke gevallen – bijvoorbeeld als het kind na de geboorte langere tijd in de kliniek moet blijven – kan deze periode op voorschrift van de behandelende arts verlengd worden.
De laatste twee weken van het postnataal verlof, die buiten de verplichte negen weken vallen, kunnen op verzoek van de werkneemster in losse dagen opgenomen worden binnen de acht weken na het einde van de ononderbroken periode van postnatale rust.
Overdacht naar de vader
In uitzonderlijke gevallen – bij langere (>7 dagen) hospitalisatie of overlijden van de moeder – kunnen de resterende dagen moederschapsrust onder dezelfde voorwaarden door de vader of de meemoeder worden opgenomen.
Verplichtingen werkneemster
Zwangere werkneemsters hebben slechts één verplichting tegenover hun werkgever. Ten laatste zeven (bij een meerling negen) weken voor de vermoedelijke bevallingsdatum moeten zijn hun werkgever een medisch attest bezorgen dat deze datum vermeldt.
Loon en uitkering
Tijdens de periode van moederschapsrust ontvangt de werkneemster geen loon maar wel een uitkering van haar ziekenfonds. De moederschapsuitkering bedraagt de eerste 30 dagen 82 % van het brutoloon zonder begrenzing. Vanaf de 31ste dag wordt dit 75 % van een wel begrensd brutoloon.
Alleen de feestdagen die vallen tijdens de eerste dertig kalenderdagen van de moederschapsrust blijven ten laste van de werkgever.
De werkneemster moet de uitkering zelf aanvragen bij haar mutualiteit. Datum en loongegevens worden door het sociaal secretariaat aangegeven. De uitkering wordt tweemaal per maand overgeschreven. Binnen de acht dagen na het einde van de moederschapsrust moet de werkneemster haar ziekenfonds een attest van werkhervatting bezorgen.
Ouderschapsverlof voortaan ook toegankelijk voor pleegouders