Vanaf 1 mei 2018 gelden nieuwe, lagere opzegtermijnen voor werknemers die minder dan vier maanden in dienst zijn. Deze aanpassing maakte deel uit van het zomerakkoord dat de federale regering in 2017 afsloot, maar werd onlangs pas goedgekeurd.
De Wet betreffende het Eenheidsstatuut schudde in 2014 de bestaande opzegtermijnen grondig dooreen. Voor bedienden kwam u er meestal goedkoper af dan voordien, maar voor arbeiders betekende de nieuwe wet een drastische verhoging van de bestaande opzegtermijnen. Zo steeg de opzeg voor een arbeider met 10 maanden anciënniteit in één klap van 7 dagen naar 7 weken!
Bovendien verdween ook de proefperiode waardoor u in de eerste veertien dagen van de samenwerking, tot zelfs het eerste jaar voor bedienden, de arbeidsovereenkomst met een korte opzegtermijn kon beëindigen.
Al gauw werd van werkgeverszijde geprobeerd om deze laatste beslissing terug te draaien. Een volledige herinvoering van de proefperiode zat er echter nooit in, het uiteindelijke resultaat is een typische compromisoplossing.
Voor een anciënniteit tot drie maanden geldt momenteel een opzegtermijn van 2 weken. Die wordt nu teruggebracht tot 1 week.
De opzegtermijn van 4 weken bij 4 maanden anciënniteit wordt gereduceerd tot 3 weken.
Voor 5 maanden anciënniteit blijft de opzegtermijn van 4 weken onveranderd.
Voor 6 maanden anciënniteit stijgt de huidige opzegtermijn dan weer van 4 weken naar 5 weken.
Voor anciënniteiten van 7 maanden of langer verandert er niets.
De nieuwe opzegtermijnen treden in werking vanaf 1 mei 2018 en zijn meteen van toepassing, ook op lopende contracten.