In 2016 kondigde de federale regering verschillende maatregelen aan om meer dynamiek te brengen in onze economie. Een verschuiving van de belasting op arbeid naar belasting op consumptie, milieuvervuiling en vermogen moet uiteindelijk leiden tot een lastenverlaging voor ondernemingen die op 2,9 miljard werd geschat tegen 2019. Daarnaast kwam er ook een verhoging van de koopkracht voor een groot deel van de werknemers. Op 1 januari 2018 gaat de tweede fase van deze zogenaamde Taxshift in.
Verhoging van het nettoloon
Het eerste deel van de taxshift, die inging op 1 april 2016, leverde al een netto loonsverhoging op voor de meeste werknemers, vooral dan voor de lagere en de middensalarissen. Na een jaar zonder aanpassingen, is de taxshift op 1 januari 2018 aan zijn tweede fase toe. Het netto dat de werknemers van hun loon overhouden, kan vanaf volgende maand opnieuw tot 45 euro per maand stijgen. De hogere lonen gaan er, net zoals in 2016, minder op vooruit dan de lagere en middenlonen. In 2019 volgt nog een derde aanpassing.
De belastingvermindering wordt onmiddellijk verrekend in de bedrijfsvoorheffing, zodat het effect meteen op de loonbrief zichtbaar zal zijn. Deze vermindering komt er langs drie verschillende manieren:
-
Voor de verrekening van de forfaitaire beroepskosten wordt vanaf januari nog slechts één percentage gebruikt, nl. 30%, met een maximumbedrag van 2.950 euro. Momenteel ligt dat maximum op 2.760 euro per jaar.
-
Daarnaast wordt de belastingschijf van 30% afgeschaft en vervangen door 25%, ook voor zelfstandige bedrijfsleiders.
-
Ten derde wordt de inkomensgrens voor de toepassing van de belastingvrije som opgetrokken van 15.220 euro naar 25.220 euro. Vanaf 2019 zal één uniforme, verhoogde belastingvrije som gelden voor alle inkomenscategorieën. Ook de derde maatregel geldt zowel voor werknemers al zelfstandigen.
Daling van de werkgeversbijdragen
Ook langs werkgeverskant verandert er in 2018 het één en ander. De basis patronale bijdrage, die in 2016 al zakte van 32,4% naar 30%, daalt in januari verder tot 25%. Hier moeten we wel de kanttekening bij maken dat in beide gevallen de structurele lastenvermindering eveneens afnam en in 2018 zelfs volledig zal verdwijnen voor de hogere lonen. De impact zal hierdoor minimaal zijn, of zelfs onbestaande wanneer we rekening houden met de verwachte indexeringen in januari.
Door de taxshift daalde de belastingdruk voor een doorsnee bedrijf in België eind 2016 van 58,7 naar 57,1%, zo becijferde consultancybedrijf PWC. Maar alle inspanningen ten spijt stijgt België in de Europa wel van de derde naar de tweede plaats. Enkel in Frankrijk kent men met 62,2% een nog hogere belastingdruk. De gemiddelde belastingdruk - belasting op arbeid, vennootschapsbelasting enz…- in Europa ligt op 39,6%. PWC verwacht dat België in 2020, wanneer ook de laatste fase van de taxshift volledig is voltrokken, op 55,1% zal uitkomen.