Met de flexi-job voor gepensioneerden biedt zich een volledig nieuwe doelgroep (goedkope) werknemers aan. Maar hoeveel mag een gepensioneerde bijverdienen? Staan er grenzen op zijn bijverdienste en wat als hij die overschrijdt?
Sinds 1 januari 2015 is het voor gepensioneerden heel wat eenvoudiger geworden om bij te klussen, zowel wat aangifteverplichtingen als wat inkomensgrenzen betreft.
Zo mogen gepensioneerden die 65 jaar zijn (op 1 januari) óf er bij de start van de pensionering een loopbaan van 45 jaar hebben opzitten als werknemer, ambtenaar of zelfstandige én voor zover er geen sprake is van een gezinspensioen, onbeperkt bijverdienen.
Gepensioneerden jonger dan 65 jaar of met minder dan 45 loopbaanjaren op hun teller moeten wél nog rekening houden met een inkomensbeperking. Hoeveel zij mogen bijverdienen hangt af van het soort pensioen dat ze genieten (rustpensioen en/of overlevingspensioen), eventuele kinderlast en een eventueel gezinspensioen van de partner. Zo mag een gepensioneerde zonder kinderlast met een rustpensioen, die niet aan de loopbaan- of leeftijdsvoorwaarde voldoet, in 2018 maximaal 8.022 euro bijverdienen. Deze
grensbedragen worden jaarlijks geïndexeerd. Wat hij meer verdient zal procentueel van zijn pensioen in mindering worden gebracht. Verdient de gepensioneerde bijvoorbeeld 40% meer dan de inkomensgrens, dan zal zijn pensioen ook met 40% worden verminderd in het volgende jaar.
Wanneer in het geval van een gezinspensioen de inkomensgrens wordt overschreden, dan wordt het gezinspensioen opgeschort en valt de gepensioneerde terug op het lagere pensioen voor alleenstaanden.
Normaliter is ook een gepensioneerde gewone socialezekerheidsbijdragen en belastingen verschuldigd. De inkomensgrenzen worden berekend op het totaal bruto beroepsinkomen vóór aftrek van RSZ en bedrijfsvoorheffing. In het geval van flexi-jobs wordt er geen RSZ noch BV ingehouden.
Over het algemeen dient de gepensioneerde zijn beroepsactiviteit niet aan te geven, behalve bij de eerste uitbetaling van het pensioen en wanneer de partner een gezinspensioen geniet. Is er een aangifte vereist, dan dient die ten laatste 30 dagen na de start van de beroepsactiviteit te gebeuren. Ook wanneer er iets aan de beroepsactiviteit verandert (bijv. een andere werkgever) moet dit worden aangegeven.
Op deze algemene regels bestaan nog tal van uitzonderingen die u kan terugvinden op de website van de
Federale Pensioendienst.