In de nacht van 29 op 30 oktober schakelen we weer over van zomer- naar winteruur. Zondagochtend om 3 uur draaien we de klok één uur terug. 3 uur wordt dan weer 2 uur. Werknemers die die nacht moeten werken zullen dan wellicht één uur langer moeten werken.
De zomer- en wintertijd kent zijn oorsprong in de economische crisis van de jaren zeventig en is vandaag weer heel actueel. Door het leefritme af te stemmen op het zonlicht hoopte men energie te besparen. Het beoogde effect werd echter nooit bereikt en de gevolgen bleken vooral negatief. Het voorstel om zomer- en wintertijd af te schaffen werd al enkele malen besproken in het Europees Parlement, maar voorlopig is er nog geen akkoord over welke tijd zal behouden blijven.
Wie tijdens de nacht van 29 op 30 oktober moet werken, zal waarschijnlijk een uur langer op post moeten blijven. Denken we bijvoorbeeld aan de nachtreceptionist van een hotel of werknemers van nachtclubs en discotheken. Op zondag 26 maart 2023 maken we de omgekeerde beweging en schakelen we opnieuw over naar de zomertijd.
Het probleem van de verloning van deze twee nachten wordt geregeld door cao nr. 30 uit 1977. De cao richt zich wel specifiek tot werknemers in ploegenarbeid die niet forfaitair per maand betaald worden en gaat er in eerste instantie vanuit dat in beide nachten dezelfde werknemers tewerkgesteld worden. In dat geval krijgt de nachtploeg bij de omschakeling naar zomeruur acht uur uitbetaald in plaats van de gewerkte zeven uur. Dit ene uur wordt beschouwd als een voorschot op het negende uur dat wordt gepresteerd bij de overschakeling naar winteruur, waarbij zij ook maar acht uur loon uitbetaald krijgen.
In de andere gevallen, d.w.z. zonder ploegenarbeid, krijgen werknemers die bij de overschakeling naar winteruur bijv. 9 uur presteren in plaats van 8 uur, er gewoon 9 uitbetaald. Op zich logisch. Bij de overschakeling naar zomeruur is het wel weer opletten. Wie dan bijv. 7 uur presteert, krijgt er toch 8 uitbetaald.